Zorgen laat sporen na, niet alleen bij wie ziek is.

Zorgen uit liefde kan je langzaam van jezelf vervreemden. Niet in één klap. Maar in kleine, goedbedoelde stappen. Zonder dat iemand het doorheeft.

Het begint stil.
Met iets regelen. Iets overnemen.
Een telefoontje. Een slapeloze nacht.
Geen grote woorden.
Gewoon zorgen.
Zoals je dat altijd al deed.

Langzaam schuift de grens op.
Tot je leven zich om de ander heen buigt.
Tot je weken worden bepaald door afspraken,
en je lichaam door stress die je niet meer opmerkt.

In Nederland ben je pas officieel mantelzorger
als je acht uur per week praktische zorg verleent.
Maar niemand telt de uren in je hoofd.
Het waken, piekeren, scannen van risico’s.
De staat van paraatheid
waar geen weekend tegenover staat.

Ziekte tast het lichaam of brein van je naaste aan.
Maar het vervormt óók jouw binnenwereld.
Je zenuwstelsel past zich aan.
Wordt hyperalert.
Je leeft tussen hoop en dreiging,
tussen nabijheid en verlies.

Je adem stokt bij elke deur die openzwaait.
Je hartslag jaagt bij onverwachte geluiden.
Niet omdat er nu gevaar is,
maar omdat je zenuwstelsel
leeft in een stand van paraatheid
waarin stoppen geen optie lijkt.

Zorgen zet je systeem op scherp.
Je lichaam scant, voelt vooruit,
probeert voor te zijn wat nog mis kan gaan.
Altijd afgestemd op de ander.
Altijd alert op wat nodig is
vóór het fout gaat.

Tot je lichaam laat weten
dat het niet meer bij kan benen
wat je hoofd al te lang normaal vindt.

Tot iemand weer zegt:
“Dan kan je mantelzorger dat toch doen?”
Alsof er altijd iemand klaarstaat.
Alsof jij niet al op je tandvlees loopt.
Alsof jouw tijd en lijf
eindeloos rekbaar zijn.
Alsof het vanzelf spreekt
dat jij het steeds weer opvangt.

Het systeem noemt het zelfredzaamheid.
Maar bedoelt vaak: los het zelf maar op.
In je vrije uren.
Met onbetaalde inzet.
Tussen je werk, je zorgen
en je lichaam dat protesteert.

Wat ontbreekt is geen goede wil,
maar een vangnet.
Een visie op preventie
die verder kijkt dan regels en uren.

Veel mantelzorgers raken zichzelf niet kwijt
omdat ze zwak zijn,
maar omdat zorgen zelden een pauzeknop kent.
Omdat grenzen zich moeilijk laten voelen
als er altijd iets belangrijkers is dan jij.

En dus worden ze de stille kracht.
De stabiele factor.
Degene die doorgaat
wanneer alles in hen schreeuwt om rust.
Tot zelfs het lichaam
niet meer meebeweegt.

Je lichaam voelt steeds minder
als een plek waar je thuis bent.
Je rouwt, maar niemand noemt het rouw.
Je vecht, maar iedereen noemt het liefde.
Je huilt, en ze zeggen:
“Wat ben jij sterk.”

Wat we niet zien,
vangen we ook niet preventief op.
En wat we niet opvangen,
blijft in stilte mensen breken.

Voor wie dit herkent:
Je bent niet zwak.
Niet ondankbaar.
Je bent mens.
En te lang te sterk geweest.

Wat merk jij tijdens het langdurig zorgen voor een ander?

Dit is 3 van #VanBinnenUit

Previous
Previous

Wanneer je lichaam stopt met dragen wat jij bleef verduren.

Next
Next

Wanneer zorgen niet altijd zorgeloos is